Op 7 maart staakten 300 arbeiders spontaan bij ArcelorMittal in Gent (waar 3500 arbeiders en 2000 bedienden werken). De staking begon in de onderhoudssector en werd gevolgd door verschillende productiearbeiders. Lage lonen, gebrek aan collega’s, werkdruk en verouderde sanitaire infrastructuur zijn de redenen voor de staking.
De vakbonden onderhandelden vervolgens over een eerste akkoord met de directie, dat werd verworpen. Het tweede akkoord, dat voorzag in een reeks premies, werd in stemming gebracht en 59% van de werkers (met een opkomst van 83%) stemde voor een algemene staking in de fabriek. Maar omdat een meerderheid van 66% nodig zou zijn geweest, riepen de vakbonden op om de staking te hervatten. Zo kwam er na een week een einde aan de staking in de onderhoudssector.
Met deze 66%-norm om een staking te steunen, verdedigen de vakbonden niet eerder hun stakingskas dan de belangen van de werkers?
Natuurlijk heeft een massabeweging meer kans om snel te winnen. Maar een minderheid, als die georganiseerd en vastberaden is, heeft alle kans om de directie van een bedrijf terug te laten krabbelen.
Daarom is het in het belang van de stakers om in hun eisen op te nemen dat de directie hen betaalt voor stakingsdagen, zodat ze niet afhankelijk zijn van vakbondskassen.