Tijdens de tweede week van mei, op vijf actiedagen, verzamelden duizenden leerkrachten zich in verschillende steden in Vlaanderen: 4.000 in Antwerpen, 2.100 in Gent, 2.000 in Hasselt, 1.800 in Leuven, 1.100 in Oostende en andere steden in Vlaanderen. Hoewel de syndicale leidingen waarschijnlijk reageerden op een verkiezingsagenda, gaf deze mobilisatie het schoolpersoneel de kans om te protesteren tegen hun onmogelijke werksituatie en om toekomstige aanvallen aan te klagen.
Onderbezetting en overvolle klassen zijn permanente problemen geworden. Er zijn Vlaamse scholen in Brussel die regelmatig tot 12 uur per week zonder leerkracht zitten, en basisscholen in Brabant waar 36 kinderen per klas zitten met twee leerkrachten die elkaar afwisselen!
Deze mobilisatie hekelt ook een “Rapport van Wijzen” dat onlangs aan het Vlaams Parlement werd voorgelegd en dat richtlijnen moet geven voor toekomstige hervormingen. Leraren zijn zeer terecht bezorgd over de bedreigingen in dit rapport.
Achter de belachelijke en cynische naam van dit verslag gaat een grote aanval schuil op de status en arbeidsomstandigheden van leerkrachten.
Tegenwoordig worden leerkrachten in het secundair onderwijs betaald op basis van het aantal uren dat ze voor de klas staan. Een voltijdse leerkracht in het secundair onderwijs heeft een lesopdracht van 20 tot 24 uur per week, waar nog een min of meer gelijk aantal uren voor voorbereiding en correctie bijkomt.
In dit nieuwe verslag wordt een overstap naar 38 uur aanbevolen: simpelweg! Natuurlijk willen de verdedigers van het rapport iedereen geruststellen en ze beloven dat het geen kwestie zou zijn van 38 uur lesgeven, en dat deze 38 uur verschillende taken zouden omvatten: het effectief lesgeven, voorbereiding en correcties, maar ook bijscholing van leerkrachten, of zelfs het paraat staan om een paar uur vervangend les te geven in geval van afwezigheid van een collega…
Nergens in dit verslag staat zwart op wit hoeveel lesuren er precies moeten worden gegeven of hoeveel uren nascholing leerkrachten moeten volgen. De verschillende taken zijn opzettelijk niet gekwantificeerd in uren, zodat ze naar de goede wil van de directie kunnen worden ingevuld. Dit zet de deur open voor willekeur, afhankelijk van de behoeften van een school of zelfs de welwillendheid van de directeuren, inclusief hun sympathieën of antipathieën.
En daar stopt de persoonlijke verantwoordelijkheid van directeuren niet. Schoolhoofden zouden het recht hebben om vakken en klassen toe te wijzen, om “individuele bijscholingsplannen” voor leerkrachten op te stellen, om hen te bestraffen als deze niet worden nageleefd en om leerkrachten niet opnieuw in dienst te nemen als ze er niet tevreden over zijn. Directeuren zouden ook de bevoegdheid hebben om benoemingen te versnellen of uit te stellen.
Momenteel worden al deze administratieve beslissingen, in het geval van de officiële en gemeentelijke netwerken, genomen door ambtenaren die geen enkele band hebben met de leerkrachten. Deze verantwoordelijkheden overdragen aan schooldirecteuren zou neerkomen op het invoeren van een willekeurig systeem dat alleen maar kan bijdragen aan een verdere verslechtering van het functioneren van de teams en dat leerkrachten die de sluipende privatisering van het onderwijs aanvechten het zwijgen oplegt.
In het rapport staat ook dat leidinggevende functies open moeten staan voor bediende uit om het even welke privé sector, niet alleen leerkrachten.
In werkelijkheid is dat waar het allemaal om draait: scholen veranderen in kleine KMO’s, die elk verantwoording moeten afleggen en gefinancierd worden op basis van hun ‘resultaten’ (absenteïsme van leerlingen; uitslagen bij grote gecentraliseerde examens), en waar de directie iedereen op elke willekeurige post kan zetten, met willekeurige werktijden.
De mobilisatie in mei was misschien niet massaal, maar de redenen voor de woede nemen toe. Dit geldt ook voor leerlingen van gewone scholen, die goed bewist zijn van de minachting waarmee de school hen behandelt, en voor ouders die hun kinderen terug van de school zien komen, uitgeput door lawaai en wanorde, maar die weinig kans hebben gehad om te leren.
Deze sociale woede zal uiteindelijk op de een of andere manier tot uiting komen en bij de demonstraties zullen ongetwijfeld veel jongeren in opstand komen.