India en Pakistan : in de bloedige val van imperialisme

Op 22 april werden 26 toeristen gedood door islamistische terroristen in het door India bestuurde Kasjmir. Zonder bewijs beschuldigde de Indiase regering Pakistan er onmiddellijk van de aanslag te steunen en bombardeerde vervolgens zijn grondgebied. Pakistan antwoordde met aanvallen, wat leidde tot een zorgwekkende escalatie: uitwisseling van raketvuur en droneaanvallen. Het conflict tussen deze twee dichtbevolkte kernmachten – 250 miljoen inwoners in Pakistan, 1,460 miljard in India – leek te escaleren tot het staakt-het-vuren op 10 mei.

De geweren mogen dan voorlopig zijn verstomd, het conflict tussen India en Pakistan blijft onopgelost. Het draait vooral om de regio Kashmir, waar de twee Staten al sinds de deling van het land in 1947 militair om vechten. Deze oppositie wordt gevoed door decennialang nationalistisch en religieus antagonisme.

Maar in tegenstelling tot wat de nationalistische leiders van de twee landen beweren, is de rivaliteit tussen India en Pakistan niet in de eerste plaats een religieus conflict tussen Hindoes en Moslims. Deze retoriek wordt vooral gebruikt om de bevolking voor zich te winnen. In werkelijkheid vinden de oorlogen en spanningen die het subcontinent in hun greep houden, hun oorsprong in de imperialistische overheersing van het Verenigd Koninkrijk, wiens koloniale beleid de kiem legde voor verdeeldheid.

Verdelen om beter uit te buiten

De kolonisatie van India door de Oost-Indische Compagnie en daarna door het Verenigd Koninkrijk was een tragedie voor het volk. De plundering door de imperialisten en de wurggreep van het Engelse kapitalisme op een hele productiesector ruïneerden de Indiase economie en leidden tot enorme hongersnoden die tientallen miljoenen slachtoffers eisten.

Tijdens de drie eeuwen van kolonisatie deed de Engelse Staat er alles aan om een meervoudige verdeling van de bevolking in stand te houden en te creëren. Voor Engeland was dit de enige manier om zijn overheersing te garanderen tegenover volksopstanden (zoals die van de Cipayes in 1857) en eisen voor onafhankelijkheid. De kastenscheiding werd bijvoorbeeld versterkt door volkstellingen en door het toekennen van grondbezit en de hoogste administratieve functies aan de hogere kasten.

Het verlangen om te verdelen had ook met religie te maken. Na de oprichting van het (Indiase) Congres – een vergadering die de Indiase bourgeoisie en grootgrondbezitters vertegenwoordigde – reserveerde de Engelse Kroon al snel zetels voor moslimleiders, ongeacht hun invloed, waardoor de religieuze verdeling van het land tussen Hindoes en Moslims tot stand kwam.