“De radicalisering bestrijden” is de jongste weken de motto in alle politieke debatten en van de bezorgdheden van zowel de gewestelijke als de federale ministers.
Minister van justitie Koen Geens wil extra imams aanwerven om de radicalisering van gevangenen in cel te bestrijden.
In het Waalse Gewest lanceert Marcourt, minister van economie en hoger onderwijs, een opleiding voor imams die een “moderne en gematigde” islam zouden moeten onderwijzen…
In het Vlaamse Gewest wil Hilde Crevits “mobiele teams” van islamleerkrachten op poten zetten om een andere discours over godsdienst op gang te brengen…
Preken, alleen dit zijn de ministers van plan te doen tegenover de wanhoop van een deel van de jeugd dat door de kapitalistische maatschappij tot de massale werkloosheid wordt veroordeeld! Naast de vrome woorden kunnen ze niets aanbieden. Vrome woorden en, als dat niet voldoet, repressiemiddelen van de Staat.
Onder het mom open te staan tegenover andere culturen gaan deze ministers gewoon door met een oude traditie in België waar grote bazen al lang de godsdienst hebben gebruikt om de uitgebuitenen de onderwerping en de berusting te preken, met de hulp van de Staat. Armen zonder school noch cultuur, die veroordeeld werden tot een uitputtend arbeidsleven en lange periodes zonder werk wat even geestdodend is, en die constant onder toezicht worden gehouden, bewaakt en vermaand door de priester, dit was het lot van onze over-over-grootouders. Elke fabriek, elke mijnwerkerswijk werd goed in de gaten gehouden door de priester die de baas alles direct of indirect vertelde, als één van zijn arbeiders bijvoorbeeld had gedurfd naar een socialistische meeting te gaan, die toen een revolutionaire partij was.
In hun strijd tegen de uitbuiting hebben de werkers ook tegen de kerk moeten vechten. Ze moesten de invloed van godsdienst bestrijden, want om zich tegen de onderdrukking te verdedigen, moet men begrijpen en niet geloven. De kerk heeft sommige toegevingen moeten doen, zoals haar monopolie over de school. Die leerde de berusting voor de eisen van de baas en de hoop in een verondersteld paradijs in het hiernamaals eerder dan een beter leven hier op aarde. De werkers hebben zich van de godsdienst, deze “opium van het volk”, vrijgemaakt, dankzij de kracht van georganiseerde solidaire werkers, die vastbesloten waren een einde te maken aan hun bestaan als winstvlees.
Toen had de katholieke kerk het bijna-monopolie van de redding van de zielen. Dit was voor de tijd toen de kapitalisten werkers uit de oude kolonies naar België brachten, om hen uit te buiten in de fabrieken en de mijnen van hier. De kapitalisten moeten zich dus aanpassen, maar de koran of de thora, of een imam en een rabbijn, werken even goed als de bijbel en de priesters, als het erom gaat de armen te controleren. En vanuit hun standpunt is het zelfs beter, want naast de controle draagt de promotie van andere godsdiensten bij tot het verdelen van de bevolking. Hand in hand met racisme en discours van de extreemrechtse kan godsdienst een hele deel van de arbeidersklasse uit de rest afscheiden. Dit is wat gebeurt als men niet samen aan dezelfde tafel eet, onder het mom van religieuze taboes, als men de hand niet geeft aan een vrouwelijke collega, en als men, omdat men van een bepaald origine is, per se gelovig moet zijn.
Deze verdeling is het echt gevaar voor de werkers. Wat de radicalisering betreft, bezorgen de toekomstige terroristen in de naam van de islam onze ministers wel een beetje. Maar het zijn niet deze terroristen die de kapitalisten zullen tegenhouden winst te maken, zij het in de bewapening. En ze bedreigen hun macht niet, ook al kunnen ze tijdelijk de controle verliezen over één of ander regio. Wat de kapitalisten echt vrezen is een sociale uitbarsting. Het is de werkende mensen het hoofd weer zien opheffen en weigeren de uitbuiting en de lage lonen te blijven ondergaan. De strijd van de opstandige werkers hebben de kapitalistische macht meer dan één keer laten wankelen. Maar de verdeling en de onwetendheid zijn twee wapens die de leiders wel van plan zijn opnieuw te gebruiken tegen de werkers om te trachten te vermijden dat ze zich samen organiseren om hun belangen te verdedigen.
Daarom moeten er mannen en vrouwen zijn die met de ideeën van de arbeidersbeweging hervatten en die de revolutionaire vooruitzichten verdedigen van een maatschappij die ontruimd zou zijn van het kapitalisme en waar diegenen die produceren ook diegenen die beslissen zullen zijn. Dit is het vooruitzicht van een communistische maatschappij. In de opstanden van morgen, wanneer ze de rug zullen keren naar de huidige berusting, zullen de werkers militanten moeten vinden die hen helpen hun verschillen over te bruggen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen.