De wind van de Iraanse opstand blijft blazen! De jeugd verspreidt die over het hele land sinds drie maanden en de dood van Mahsa Amini, die door de zedenpolitie van Teheran werd gemarteld en vermoord omdat een haarlok uit haar sluier stak.
De opstand zet de harten van al degenen die eraan meedoen in vuur en vlam. Jonge vrouwen scheuren hun sluiers af en verbranden ze; de bijeenkomsten nemen toe, met leuzen als “Vrouwen, leven, vrijheid”, “Dood aan de dictator”; het portret van de dictator Khamenei wordt met stenen bekogeld; mullahs worden op straat brutaal geduwd, politieagenten worden aangevallen en politiekantoren worden in brand gestoken… Er is geen regio, geen stad, geen universiteit die niet door deze opstand is getroffen.
Dit is het regime zelf dat wordt aangevochten, en hij probeert in stand te houden door middel van een bloedige repressie. Meer dan 14.000 demonstranten zouden gearresteerd zijn en meer dan 300 mensen, van wie velen zeer jong, gedood. Maar niets houdt het protest tegen.
Elke dag vindt het nieuwe steun bij sportlieden, kunstenaars of journalisten die hun kamp durven te kiezen door zich solidair te verklaren met de opstand. In de steden is het aantal sluitingen van winkels en culturele instellingen toegenomen. Dit geldt voor alle regio’s, of ze nu Koerdisch, Baloetsj, Arabisch, Perzisch, Azerisch of Turkmenisch zijn.
Ook in de oliegebieden en in grote bedrijven waar werkers een lange traditie van strijd hebben, braken steunstakingen uit. Nog deze week hebben duizenden werkers uit de oliesector het werk neergelegd.
De werkers die zich bij de beweging voegen, eisen, boven de vrijheid, ook brood en werk. Want terwijl inflatie, tekorten, werkloosheid en onbetaalde lonen al jaren het dagelijkse lot zijn van miljoenen Iraniërs, zijn deze moeilijkheden ondraaglijk geworden.
Voor miljoenen gezinnen is het onmogelijk om gezondheidszorg, fatsoenlijke huisvesting, vlees of zelfs eieren te krijgen. Deze situatie wordt deels veroorzaakt door het embargo van het Amerikaanse imperialisme, maar wordt nog verergerd door het parasitisme van de hoogwaardigheidsbekleders van het regime. Zowel in Iran als hier zakt de bevolking in armoede weg, terwijl een minderheid rijken zich blijven verrijken en in geld zwemmen.
Vandaag de dag werkt het terreurbeleid niet meer. Zal de jongerenrevolte dan ook veranderen in een sociale revolte? Zullen de huidige tienduizenden demonstranten miljoenen worden? Zullen de werkers hun sociale kracht en organisatievermogen inbrengen in de opstand? Zullen zij een beleid kunnen voorstellen om het regime omver te werpen en een nieuwe revolutie te leiden, waarbij de werkende klasse haar eigen macht opbouwt? Zolang de opstand gaande is, is alles mogelijk.
Wat zeker is, is dat de val van de dictatuur niets zal oplossen voor de armen en uitgebuitenen van Iran, tenzij zij zelf bewust het voortouw nemen in deze opstand, met hun eigen organisaties en hun eigen politieke doelstellingen.
Anders zal in Iran gebeuren wat in veel andere landen, zoals Egypte en Soedan, is gebeurd: een ander leiderschap zal zich uiteindelijk aan het hoofd van de opstand van de onderdrukten opdringen om hun strijd te kanaliseren, of zelfs die als opstapje naar de macht te gebruiken.
Er is geen tekort aan kandidaten om de Islamitische Republiek te vervangen door een ander regime van uitbuiters. Erfgenamen van de oude monarchie liggen in een hinderlaag. Politici die beweren “hervormers” van het regime te zijn waarschijnlijk ook. Zonder nog de “democratische” oppositiestromingen mee te tellen, zoals die van Maryam Rajavi die, ondanks haar fysieke moed, al jaren de steun van het imperialisme probeert te winnen door onder meer te beloven het privé-eigendom en zijn rechten te verdedigen in geval van een regimeverandering.
Zij die hopen de opstand te misbruiken laten zien wat alle toekomstige protestbewegingen te wachten staat. Om ons te verdedigen tegen deze opportunisten is het van essentieel belang dat er in alle fabrieken en wijken militanten staan die alle lessen van de strijd uit het verleden hebben geleerd, om het idee te verdedigen dat het aan de werkers zelf is om leiding te geven, te beginnen met hun eigen strijd.
Zoals in Iran is het onmogelijk te weten wat in een bepaald land de situatie in vuur en vlam kan zetten. In Iran was het een rebelse haarlok. Elders kan het een tekort aan graan zijn, een oorlogswreedheid of een zoveelste provocatie van het patronaat. Eén ding is zeker: de werkers hebben een belangrijke rol te spelen in deze opstanden, want alleen zij zijn de dragers van een sociale orde die vrij is van de uitbuiting van de mens door de mens. En voor deze strijd hebben ze de ongelooflijke moed nodig die de Iraanse jeugd vandaag laat zien.