De werkers hebben hun eigen partij nodig!

Op 8 november verkiezen de Amerikanen de gedelegeerden die dan de nieuwe president willen verkiezen.  Maar wie ook de nieuwe Amerikaanse president zou zijn, hij zal de president van een kleine minderheid Amerikanen worden, de rijkste burgerij.

De twee kandidaten zijn inderdaad twee ervaren vertegenwoordigers van de Amerikaanse bezittende klasse: aan de ene kant een baas, een miljardair, een xenofoob, een vrouwenhater, iemand die bekend is voor zijn favoriete zin “you’refired”; en aan de andere kant Hilary Clinton die achter zich een lange loopbaan als politica heeft en die al meerdere keer aan de burgerij heeft laten zien hoe trouw ze was.  Het is bijvoorbeeld met haar steun dat de bankiers sinds 2008 geholpen zijn door de federale Staat. Ze heeft ook de oorlogen gesteund die geleid worden om de belangen van de Amerikaanse bedrijven te verdedigen, zoals die in Irak in 2003.  Vooraleer ze senator en minister in de regering van Obama wordt, is Hilary Clinton ook van 1986 tot 1992 lid geweest van de raad van bestuur van Wal Mart, de keten supermarkten die bekend is voor zijn radicale methodes om de vakbonden buiten het bedrijf te houden.

Acht jaar geleden toen Obama aan de macht kwam, had die grote hoop doen ontstaan. De Zwarten hoopten dat zijn verkiezing een einde zou maken aan de lange geschiedenis van racisme en segregatie die ze in de Verenigde Staten verduren.  Vandaag blijven de Zwarten de eersten in de Amerikaanse gevangenissen en worden ze steeds door politieagenten gedood die bijna nooit problemen krijgen met de justitie.  In het algemeen hoopten de gewone mensen een breuk met de jaren Bush. Maar, terwijl de banken na de krach in 2008 verholpen zijn, heeft de gewone bevolking een zware tol aan de crisis betaald, en de ongelijkheden zijn vandaag nog scherper dan acht jaar geleden.

Voor de Amerikaanse burgerij werkt het politiek systeem heel goed. Twee grote partijen lossen elkaar aan de macht af en leiden bijna dezelfde politiek die alleen de rijke aandeelhouders voordelig is.  De grote bedrijven dragen aan beide kanten bij: ze zijn voorzichtig met de toekomst.

Het voornaamste argument van de democrate kandidaat tegen Trump is het aanklagen van zijn gebrek aan capaciteit: hij zou, zegt ze, een oorlog uit onwetendheid kunnen ontketenen. Het personage is inderdaad overdreven grof en walgelijk.

Maar Clinton zou evenveel diegene die een volgende oorlog zal ontketenen. Want ook op dat punt is het niet de persoonlijkheid van de huurder van het Witte Huis die bepalend is, maar eerder de belangen van de grote kapitalistische groepen, hun greep op de grondstoffen van de landen uit de Derde wereld en hun controle op de internationale markten.

Obama was verkozen door te beloven dat hij de oorlogen zou stoppen. Acht jaar later is niets veranderd.  De oorlog in Irak is tot Syrië verspreid; er zijn nog evenveel Amerikaanse soldaten in de wereld en het Amerikaanse militaire budget is blijven groeien om nu bijna 600 miljard dollars te bereiken, wat de jaarlijkse productie van België (bbp) betekent.

De arbeidersklasse moet daar een valse keuze maken tussen twee partijen die de macht en het recht om onder te drukken willen. Wat daar ontbreekt, hebben de werkers ook hier niet: een partij die hun belangen echt verdedigt. Een partij die de werkers niet voorstelt om zich neer te leggen bij de eisen van zijn uitbuiters, maar integendeel om hun macht over de maatschappij te betwisten. Zo’n partij zal niet uit de woorden van een demagoog ontstaan maar uit de strijd die de werkers zelf zullen voeren.

De Amerikaanse werkers hebben een lange geschiedenis van strijd, met onder anderen de grote stakingen in de jaren 1930 en de opstanden in de jaren 1960, in het bijzonder bij de Zwarten. Dat de werkers de weg naar strijd opnieuw kunnen vinden en een partij voor hun eigen belangen kunnen bouwen is wat men moet wensen. Zowel in de Verenigde Staten als hier.