Tien jaar na het faillissement van de grote Amerikaanse bank Lehman Brothers leeft de maatschappij steeds onder de permanente dreiging van een nieuwe crisis, die een rampzalige ineenstorting van de economie zou veroorzaken. De leiders van de kapitalistische wereld praten over de lessen van de crisis, maar in werkelijkheid kunnen ze hun anarchistische economie gewoon niet controleren.
In 2008 hebben ze alles gedaan om diezelfde financiële markten die de economie aan de rand van de afgrond hadden geleid, gerust te stellen. De leiders van de grote mogendheden hebben de bankiers de onbeperkte financiële steun van de Staten gegeven. Ze hebben de kredietkraan opengedaan. Door te beweren de economie te redden, hebben ze de financiën gered en hebben ze op deze manier het mogelijk gemaakt dat de speculatie mooi heropstart dankzij de honderden miljarden die de Staten ter beschikking stelden.
Net zoals 10 jaar geleden is de speculatie in volle gang. In de wereld van de aandeelhouders is het een hoogtepunt. Het bedrag van de dividenden — meer dan 500 miljard dollars op wereldniveau — bereikt een nieuw record.
Maar de kapitalisten geloven niet in de ontwikkeling van hun economie. Ze wijden steeds grotere sommen aan de financiën omdat ze weten dat de markten steeds meer verzadigd zijn wegens de verarming van een groot deel van de bevolking. Daarom willen ze het risico niet lopen om op lange termijn te investeren.
De goede gezondheid van de financiën toont dat het kapitalisme steeds meer parasitair wordt. Deze berg van speculatieve kapitalen levert een minderheid veel op, maar die verergert nog meer de crisis en haar gevolgen. Op zoek naar de snelste winst mogelijk gaan deze kapitalen van het ene land naar het andere zonder bij te dragen tot het werkelijk ontwikkelen van hun economie. Door de jongste weken Turkije en Argentinië te verlaten om andere winstbron elders te gaan zoeken, veroorzaken ze hun instorting. Nog meer dan in 2008 berust het hele kapitalistische systeem op een kaartenhuis dat op elk moment kan ineenstorten.
Het zijn de werkers en de bevolkingen van de hele wereld die zeer duur betalen voor de crisis van het kapitalisme. De honderden miljarden die uitgegeven zijn om de financiers en de recordwinsten van vandaag te redden, komen uit de verergering van de uitbuiting van de werkende klasse met de stijging van de werkloosheid, de groeiende onzekerheid van de banen, de bevriezing van de lonen. Om zijn winsten te verhogen leidt het patronaat een permanente oorlog tegen het geheel van de werkers, door hun levensomstandigheden achterwaarts te brengen en door te proberen de rechten die hij in het verleden had moeten toegeven terug te nemen.
Sinds 2008 hebben alle regeringen die elkaar hebben opgevolgd, dezelfde politiek geleid: ze hebben de patronale aanval gesteund en een steeds groter deel van de overheidsuitgave besteed aan het voeden van de financiën ten nadeel van de gezondheid, van de opvoeding en van de sociale bescherming.
Samen of apart dienen de socialistische, liberale, christelijke en nationalistische leiders de belangen van de kapitalistische klasse zeer trouw. Maar net zoals hun voorgangers zijn ze niets meer dan marionetten waarvan de rol beperkt is tot het gehoorzamen aan de eisen van de kapitalistische klasse. En zo zal het blijven, hoe de regering dan ook, zolang het grootkapitaal de economie zal beheersen.
De gevolgen zijn rampzalig, niet alleen materieel, maar ook politiek. In heel Europa en verder gaat extreemrechts op het vlak van verkiezingen vooruit. In Zweden heeft een extreemrechtse partij bijna 18% van de stemmen verkregen. Met een kern van oude neonazi’s heeft deze partij campagne gevoerd tegen de vluchtelingen. In Oostenrijk deelt een partij die door een oude SS-officier opgericht is, de macht met de rechtse partij. In Hongarije weigert Premier Viktor Orban, een xenofoob zonder complexen, de vluchtelingen op te vangen. In Italië zit ook de extreemrechtse Liga aan de macht.
In Chemnitz, na een vechtpartij met de dood van een Duitser als gevolg, hebben betogingen met nazi-groeten en klopjachten plaatsgevonden. Buitenlanders, een Joodse restaurant-uitbater en linkse militanten zijn aangevallen. Dat allemaal met gedogen van de politie en van de minister van Buitenlandse zaken, die uitgelegd heeft dat hij “ook op straat zou zijn gekomen” als hij geen minister was.
Daarom is een einde maken aan deze overheersing door de kapitalistische klasse te onteigenen, broodnodig voor de werkers die de uitbuiting ondergaan, maar ook voor het geheel van de maatschappij die door het kapitalisme van ramp naar ramp wordt geleid. Alleen de arbeidersklasse die in niets geniet van de privé eigendom van de productiemiddelen, heeft totaal belang in het omverwerpen van dit systeem. Ze heeft er de kracht voor en zal er het bewustzijn van moeten krijgen.