Bij de parlementsverkiezingen van 29 november behaalde de liberale partij D66 nipt de eerste plaats. De PVV van Geert Wilders verloor terrein, maar extreemrechts boekte over het algemeen vooruitgang en behaalde 30 % van de stemmen. Bovendien zijn vooroordelen tegen migranten inmiddels in alle partijen doorgedrongen, van extreemlinks tot extreemrechts.
Een regering die gevallen is vanuit haar eigen demagogie
Deze verkiezingen hebben plaatsgevonden na de val van de regering van Dick Schoof, die bestond uit de PVV, de agrarische partij BBB, de liberalen van de VVD en het centristische NSC. Deze regering, die na bijna een jaar onderhandelen was gevormd, had aangekondigd het strengste asielbeleid van Europa te zullen voeren. Het recht op asiel werd beperkt in de tijd, gezinshereniging werd verboden voor meerderjarige kinderen en sommige Syrische vluchtelingen werden teruggestuurd naar een land dat nog steeds in oorlog is.
Na amper een jaar viel de coalitie uit elkaar: Geert Wilders zag zijn populariteit afnemen en stelde zijn partners een ultimatum. Hij eiste dat tien nog extremere maatregelen zouden worden aangenomen, anders zou zijn partij zich terugtrekken. Omdat er geen akkoord werd bereikt, viel de regering.
Ondertussen voerde de regering-Schoof, net als overal in Europa, een bezuinigingsbeleid, met name in het onderwijs.
Allochtone werkers: zondebokken van de crisis
Hoewel de PVV mogelijk buiten de volgende regering blijft, worden haar anti-immigratievooroordelen door een groot deel van de politici overgenomen. D66 stelt voor om buiten de Europese Unie migrantenkampen op te richten om asielaanvragen te behandelen. GroenLinks (centrumlinks) en de SP (links) hebben het nu over immigratiequota en hekelen “degenen die niets in Nederland te zoeken hebben”.
Migranten worden van alle kwaad beschuldigd: het tekort aan woningen, te lage lonen, druk op de gezondheidszorg. Dat is een leugen, want in dit land, dat tot de rijkste ter wereld behoort, hebben deze problemen andere oorzaken: jarenlange privatiseringen, bezuinigingen en de hebzucht van kapitalisten.
Zowel linkse als rechtse regeringen hebben de gezondheidszorg en de pensioenen geprivatiseerd ten gunste van verzekeraars en pensioenfondsen. Als gevolg daarvan zijn de pensioenen bijna tien jaar lang bevroren, wat voor veel gepensioneerden een koopkrachtverlies van ongeveer 20 % heeft betekend. Het gezondheidszorgstelsel, dat gebaseerd is op verplichte privé verzekeringen, legt een steeds zwaardere druk op het budget van de huishoudens.
Het arbeidsrecht is uitgehold: miljoenen mensen werken nu als schijnzelfstandigen (ZZP’ers), met nulurencontracten of opgelegde deeltijdcontracten. Door het gebrek aan nieuwbouw en de daling van de overheidsinvesteringen is er een tekort aan woningen ontstaan, waardoor de huurprijzen explosief zijn gestegen. En sinds vijf jaar heeft de inflatie de reële lonen afgezwakt.
Tegelijkertijd boeken grote kapitalistische concerns als Philips, Unilever, ING, Rabobank en ASML elk jaar recordwinsten, waardoor de ongelijkheid in rijkdom toeneemt.
De Nederlandse werkende klasse is talrijk en geconcentreerd. In de havens, de logistiek, de chemie, de elektronica, de landbouw en de energiesector houden miljoenen werkers uit de hele wereld de samenleving draaiende. De recente stakingen bij KLM en bij de spoorwegen tonen aan dat de werkende klasse zich niet zomaar laat doen.
