De gelijkheid van vrouwen kan niet zonder de strijd tegen het kapitalisme

Op 8 maart, internationale vrouwendag, hoort men altijd veel zeggen over het principe van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Een principe dat 365 dagen per jaar met voeten wordt getreden overal in de wereld, ook in de rijke en ontwikkelde landen.

Het zijn natuurlijk de vrouwen in de arme landen die het geweld van de gezins- en maatschappelijke organisatie op de zwaarste manier ondergaan. Precies omdat de maatschappij op de materiële en morele onderdrukking van de vrouw berust. Als goederen verkocht, vaak geslagen, verkracht, met vitriool verminkt, voor de “eer” vermoord: zoveel gruwelijkheden hebben de mannen uitgevonden om de vrouwen aan huishoudelijke slavernij te onderwerpen!

En als, in de rijke landen, de toestand van de vrouwen beter heeft kunnen worden, is het vooral dankzij hun strijd! Men moet maar herinneren dat de vrouwen het stemrecht alleen in 1948 hebben verkregen en in 1976 het recht om een bankrekening te openen zonder de toestemming van de man! En grote vrouwenstakingen zijn nodig geweest, in het bijzonder die in 1966 in de Nationale Fabriek, om van de gelijkheid van de lonen een debat te maken.

Vandaag worden gelijke lonen door de wet gegarandeerd… op papier. In de praktijk verdienen de werksters in België 23% minder dan de mannen. Een toestand die overal in Europa te vergelijken is. De redenen zijn talrijk. Maar dit komt vooral door het feit dat 41% van de vrouwen deeltijds werken… voor een gedeeltelijk loon.

Nochtans zouden 92% van deze werksters voltijds willen werken. Maar de sectoren van de distributie, van de schoonmaak, van de horeca gedijen precies van het deeltijdwerk, en deze bedrijven trekken voordeel uit de productiviteit en de flexibiliteit van deze loontrekkenden.

De wet die de gelijke lonen voor mannen en vrouwen zogenaamd garandeert weegt niet veel in de oorlog voor winst die het patronaat tegen het geheel van de werkers voert, even weinig als de wet die het zogenaamd “recht op werk” garandeert.

Maar dit jaar is 8 maart ook de honderdste verjaardag van de Russische revolutie van 1917. De gelegenheid om deze revolutie te herdenken: op 8 maart dit jaar (27 februari volgens de oude kalender) in volle wereldoorlog hebben de arbeidsters betoogd voor het brood en eten dat in deze context schrijnend ontbraken. Met hun enorm grote mobilisatie hebben ze de mannen snel meegesleept en in drie dagen was de eeuwenlange macht van de tsaar ingestort. Het was het begin van een revolutie waardoor de werkers voor de eerste keer aan de macht zullen komen in een enorm groot land. Een revolutie die het kapitalisme op wereldniveau heeft doen wankelen.

Door de raden van arbeiders en soldaten — de sovjets — die door de werkers verkozen, herroepbaar en gecontroleerd werden, heeft de arbeidersklasse alle problemen van de maatschappij aangepakt en de vrouwen hebben volop deelgenomen.

In een paar maanden hebben de arbeidsters in één van de achterlijke landen ter wereld wat de vrouwenrechten betrof, veel opgelegd: het stemrecht, de wettelijke en politieke gelijkheid, het burgerlijk huwelijk en het recht op echtscheiding, de verantwoordelijkheid van de twee ouders voor het onderhoud van de kinderen, 16 weken betaalde zwangerschapsverlof, het recht op abortus, de crèches, de scholen, klinieken… en een diepe verandering in het gedrag van mannen tegenover vrouwen.

Jaren zijn nodig geweest voor de vrouwen uit de kapitalistische landen om dezelfde rechten te krijgen, op papier minstens, en dit was opnieuw het resultaat van strijden die door de vrouwen gevoerd zijn.

Zelfs de dictatuur van de bureaucratie van Stalin in USSR heeft al de vooruitgang van de vrouwen niet kunnen uitgewist. Het is sinds het terugkeren naar kapitalisme van de oud-USSR landen dat de vrouwen de hardste achteruitgang van hun rechten ondergaan, in vergelijking met wat hun moeders en grootmoeders gekend hebben, ook het terugkeren van de religieuze dictatuur van de popen.

Het kapitalisme heeft de onderdrukking van de vrouwen nodig, net zoals hij de onderdrukking in het algemeen nodig heeft om een systeem op gang te houden waarin een minderheid op de rug van een meerderheid verrijkt.  In het begin van de 19de eeuw hebben de bazen uit de textielsector het werk van vrouwen en kinderen gebruikt om de lonen onder de bestaansgrens te trekken.  Sindsdien hebben de kapitalisten vaak moeten achteruitgaan voor de vastbeslotenheid van de strijd van de arbeiders, maar ze versterken hun uitbuiting telkens de werkers niet waakzaam zijn.

Daarom blijven deze strijden actueel.